Een opkomende epoxy-allergie betekent voor bootbouwers vaak einde verhaal. Bij elke nieuwe klus verergeren de symptomen en op een gegeven moment gaat het echt niet meer en gooi je de handdoek in de ring. De vraag is: valt er iets aan te doen? Maarten, zelf ervaringsdeskundige, ging op zoek naar een remedie en het antwoord blijkt een volmondig ja! Lees hier over zijn ontdekkingstocht.
Maarten Bakker
De bestanddelen van epoxy-verbindingen kunnen irritatie veroorzaken bij direct contact met de huid of na inademing van damp. De verschijnselen die daardoor ontstaan kennen sommigen van ons maar al te goed: roodheid, jeuk, ontstekingsreacties en pijn, vooral op de huid van handen en onderarmen. In combinatie met intensieve blootstelling aan damp: tranende ogen, hoesten en kortademigheid. Het grootste risico bij herhaald contact met epoxy-verbindingen is het ontstaan van een allergie die zich manifesteert als contacteczeem, netelroos en soms in astma. Ongeveer een op de vijf mensen die dagelijks met epoxy werken, ontwikkelt een allergisch contacteczeem.
De belangrijkste regel is dat je elk contact met onbedekte delen van het lichaam moet voorkomen, hetzij door blootstelling via de lucht of door contact met de huid. Een epoxy-allergie is een zogenaamde cumulatieve allergie, de gevoeligheid bouw je stukje bij beetje op. Als de ‘emmer’ overloopt is het raak en volgens deskundigen niet omkeerbaar. Is eenmaal een allergie ontwikkeld, dan treden allergische reacties op bij elk volgend contact. De ernst van de reactie neemt daarbij steeds verder toe en de enige oplossing is om contact met epoxy absoluut te vermijden. Een boot afbouwen met epoxy kun je dan wel vergeten. Halverwege een bouwproject betekent dat vaak niet minder dan een ramp.
Epoxy, de chemie van hars en harder
Het bestaan van overgevoeligheid voor epoxyhars is binnen de epoxyhars producerende en -verwerkende industrie al ruim een halve eeuw bekend. Epoxyharsen zijn al voor de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld en epoxyharsproducten kwamen in 1947 voor het eerst op de markt. In de daaropvolgende jaren bleek al gauw dat epoxyharsen konden leiden tot ontstaan van allergische contactdermatitis. Eerst werden alleen de harders verdacht van een sensibiliserende werking, later bleken de harsen zelf een minstens zo sterke sensibiliserende werking te hebben. Epoxyhars wordt verkregen uit de samenvoeging van epichlorohydrine en bisfenol-A, dan volgt een dehydrochlorisatie om uiteindelijk het diglycidylether van bisfenol-A te vormen. De verschillende harsen bestaan uit een mengsel van moleculen met een verschillende epichlorohydrine bisfenol-A-verhouding. Zo bestaat er een laagmoleculaire vloeibare hars en een hoogmoleculaire vaste hars. De sterkste sensibilisator is de laagmoleculaire vloeibare hars. De hoogmoleculaire harsen zijn in principe niet sensibiliserend, waarschijnlijk omdat zij de huid niet goed kunnen penetreren. Het blijkt echter dat deze harsen nog 5-25 van het laagmoleculaire hars bevatten. Maar met name de snelle harders zijn agressief.
Ook buiten de direct epoxyhars-verwerkende industrie komt overgevoeligheid voor epoxyhars met regelmaat voor. Voorbeelden van producten en voorwerpen waarin epoxyhars als bestanddeel is verwerkt zoals bakpapier, de coating op de binnenkant van conservenblikken en deksels. Epoxy allergie kan verergerd worden en voortduren door huidcontact met andere stoffen die Bisfenol-A bevatten: weekmakers in zachte plastics. Moderne tandenborstels of zachte handvatten voor fietssturen en van handgereedschap zijn berucht, weekmakers zijn verwerkt in vrijwel alle consumentenplastics. Tweecomponenten-composietvullingen voor kiezen en tanden kunnen ook problemen geven. Anything… Dat maakt het probleem steeds complexer.
(bron: NTVG, Epoxyhars als oorzaak van contact allergisch eczeem. B.A. Geldof en Th. van Joost, ‘89).
Het probleem vanuit de praktijk
Na het opknapproject van mijn eerste zeilbootje, een Kolibri 560, dertig jaar geleden, maakte ik voor het eerst kennis met het effect van epoxy op de huid. Twintig weekenden werken met SP-systems met onvoldoende bescherming eiste zijn tol: jeuk, blaasjes en geïrriteerde huid. Gelukkig was de boot af en ging het na een paar weken over en leek het probleem opgelost. Een paar jaar later werkte ik aan het afbouwen van de Jochanan. Een omvangrijke klus van pakweg duizend uur met veel glas- en epoxywerk. Nu beter beschermd met steviger plastic handschoenen en beschermingscrème lukt het gedurende bijna de hele bouwperiode vrij te blijven van problemen. De laatste fase was wel wat kritiek maar een hydrocortisonzalf (Betamethason, een corticosteroïd) van de huisarts deed wonderen, zo leek het. Toen de bouw was afgerond was ik er in een paar maanden van af maar de sensitiviteit voor epoxy was wel toegenomen.
Na nog een aantal klussen zoals het bouwen van de bijboot, een leuke moderne badkamer en de twee refits van de Jochanan was de gevoeligheid zo groot dat ik niet langer dan een week of twee met epoxy kon werken voor de allergie zich weer manifesteerde. Na de laatste klus, vijf jaar geleden, ging het niet meer over. De reactie was zo erg dat de handen tot bloedens toe waren aangetast. De laatste jaren gebruikte ik noodgedwongen de Betamethason bijna elke dag, af en toe een pauze van drie dagen was al gauw te lang. Op eigen verzoek in een crème vorm, afgewisseld met vette zalf. De variant op vaselinebasis is ongelooflijk vervelend en onhandig. De huid werd echter steeds dunner en kwetsbaarder. Vaak was een lichte kwetsuur al aanleiding voor langdurig gedoe met open wondjes. Het leek mij onmogelijk dat ik daar nog veertig jaar mee door moest gaan en ik ging op zoek naar alternatieven. Eerdere pogingen met crèmes als Bioforce, Calendula en Hamamelis, van VSM of Weleda bleken de klachten wel te verzachten maar het hielp niet afdoende.
Alternatieven en experimenten
Een geraadpleegde dermatoloog had geen remedie behalve een crème met een hogere concentratie. Daar had ik geen vertrouwen in maar wat ik wel van hem begreep, is dat de allergische reacties te maken hadden met een reactie van de huid die ontstekingsreacties tot stand brengt (zowel infectueus als steriel). Schimmels en bacteriën kunnen de symptomen versterken. De bacteriebalans van het epiderm lijkt verstoord. Deze laatste constatering bracht mij op het spoor van alternatieve genezingsmethoden. Voor het spijsverteringsstelsel, met name de darm – het entoderm is embryologisch verwant aan huid – kunnen probiotica soms een goede rol vervullen in het herstel van het bioom in de darm. Daarom maakte ik oplossingen van yoghurt van acidophylus en Orthiflor+, een product dat tien belangrijke bacteriestammen bevat. Een paar maal per dag insmeren van de handen werkte erg goed, de huid voelde rustiger en de jeuk werd minder maar het contactexceem, hoewel minder heftig, verdween niet. Daarom zocht ik verder en kwam op het spoor van de geneeskrachtige werking van stuifmeelkorrels en propolis, bijproducten van honingbijen. Het brandwondencentrum werkt namelijk met honingpreparaten bij de behandeling van tweedegraads brandwonden. Dat leek mij een interessant gegeven omdat de huid bij ernstige dermatitis met een open ontstoken huid, daarmee veel overeenkomsten vertoont.
Ik maakte vervolgens van stuifmeelkorrels van een goed merk, de Traay, geen goedkope rommel, een preparaat. Een ruime eetlepel pure korrels oplossen in een kwart koffiekopje water, dan ontstaat een dun papje. Twee- tot driemaal daags de handen daarmee insmeren had een opmerkelijk effect. De pijn en jeuk namen bij elke behandeling na een halfuur aanmerkelijk af, na een paar uur herhaalde ik de behandeling. Het effect leek sterk op de werking van de medicinale crème met corticosteroïden maar in plaats van dat de huid steeds dunner werd, genazen de vele open wondjes snel. Langzamerhand, een kwestie van vele weken, werd de huid ook steeds sterker en steviger. De dunne plekken verdwenen en irritaties namen af. Ook de vele kloofjes die leken op verouderde huid, ontstaan door de hormooncrème, werden steeds kleiner tot ze uiteindelijk geheel verdwenen waren. Het genezingsproces nam een maand of twee in beslag en toen zagen de handen er weer uit als twintig jaar geleden! Een fascinerende ervaring na dat jarenlange ploeteren met hormoonzalf. Dat is nu precies een jaar geleden.
Nieuwe uitdaging
Afgelopen winter nam ik de nieuwe boot flink onder handen. De verbouw van de kuip, de ophanging van de twee nieuwe motoren en de keukenromp zou een flinke tijd gaan duren. Het werd uiteindelijk vierhonderd uur, pakweg twintig weekenden, werk, veel constructie en lamineerwerk met epoxy. Ik zag er eerlijk gezegd wel tegenop en was erg benieuwd of de net herstelde handen de klus konden klaren zonder opnieuw gesensibiliseerd te worden.
Vanzelfsprekend ging ik goed beschermd aan de slag, met drie (!) lagen handschoenen (Nitril) en altijd met koolstof mondbeschermingskapjes tijdens het mengen en werken. Een goed volgelaatsmasker kon ik niet vinden maar dat zou beslist aanbevelenswaardig zijn. Een belangrijke regel blijft verder: de buitenste handschoenen na het mengen direct verwisselen, en vanwege het diffunderen gedurende het werken met regelmaat een schone set handschoenen aan. Er gingen heel wat dozen met honderd stuks doorheen… Contact met de ongemengde harder is absoluut verboden. Het gebruik van de snelle harders, handig met lage temperaturen, is eigenlijk ook geen optie maar in de winter soms onvermijdelijk.
Definitief herstel
Tussen kerst 2018 en juni 2019 werkte ik elke week minstens drie tot vijf dagdelen geruime tijd met epoxy. Het waren complexe projectjes met veel kleine constructierondes. De ‘exposure’ was daardoor behoorlijk intensief. Dat leverde na verloop van tijd toch nog enige irritatie op. Af en toe verschenen een paar blaasjes op de vingers maar het bleef beperkt. Ondertussen bracht ik nog steeds tweemaal per dag de oplossing van stuifmeelkorrels aan. Af en toe, als de handen na een dag werken in de garage waar nog veel glas en epoxystof ronddwarrelt, wat onrustig aanvoelden, afgewisseld met acidophylus. Telkens herstelde de huid snel en werd nog steeds gaandeweg sterker en beter. Na de klus, begin juni jl. ben ik gestopt met smeren. De handen zijn in voortreffelijke conditie. Komende winter ga ik opnieuw aan de slag, nu met de bakboordromp, en ik maak mij daar geen zorgen over.
De conclusie van deze persoonlijke zoektocht luidt: epoxy-allergie is te genezen. Dat is een buitengewoon plezierige gedachte. Of de bewering gestand blijft bij een grotere onderzoekspopulatie dan N=1 is natuurlijk wel een interessante vraag. Dat geldt ook voor het ondersteunende effect van probiotica. De werking van propolis staat echter buiten kijf. Naast stuifmeelkorrels zijn er ook crèmes en zalven van propolis op de markt, van verschillende fabrikanten. Daar heb ik geen ervaring mee maar ik neem aan dat de producten met pure propolis in hoge concentraties van 30%, effectief kunnen zijn. Zelf maken heeft mijn voorkeur, het is simpel, betrouwbaar en goedkoop. Hoe dan ook, de tubes Betamethason van de huisarts waar ik in loop van jaren velen van heb versleten, liggen sinds een jaar ongebruikt in de kast en komen daar ook niet meer uit.
Stuifmeelkorrels en propolis
Bijen verzamelen stuifmeel uit bloemen, ze vervoeren dat in de vorm van bolletjes, bijenpollen (brassica campestris), die in de honingraat worden opgeslagen. Het product is verwant met propolis, dat sinds de oudheid bekend staat om de geneeskrachtige werking en antibiotische eigenschappen. Het materiaal bevat vitaminen (A, B1, 2 ,3 ,6 ,8 ,11, 12,C ,D ,E en K) en veel mineralen, aminozuren, flavonoiden, alveolen en antioxidanten. De anti-allergene werking is wetenschappelijk onderzocht en bewezen, voor een deel geldt dat ook voor de werking tegen enkele specifiek kankersoorten (darm en prostaat). Het gebruik van honing op brandwonden is al duizenden jaren oud. De laatste decennia is er onderzoek naar gedaan. In combinatie met gaas blijkt de toepassing van honing op tweede- en derdegraads brandwonden effectiever dan behandelingen met zilversulfadiazine of antibiotische crèmes. De geneestijd is aanmerkelijk (twee tot drie weken) korter en er ontstaan geen of significant minder ontstekingen, minder littekenvorming en pijn.
(Bron: Postmes, 2000; Munn & Jones, 2001. Pharmaselecta, M. Eilders en S. Zwaga, 2003.)